Binnendringen van de zee
Evolutie van de kustvlakte, kaarten uit de interactieve tijdslijn van Search/Sea Archaeology Project 2013 (c) Maikel De Clercq RCMG Ugent
Na de laatste ijstijd, zo’n 11.000 jaar geleden (begin Holoceen tijdperk), steeg het zeeniveau in de Noordzee met zo’n 120 meter. Dit danken we aan een globale temperatuurstijging die landijs deed smelten en liet afvloeien naar zee. Andere oorzaken van de zeespiegelstijging zijn het uitzetten van water bij hogere temperaturen en zoals eerder vermeld tektonische daling van de zeebodem. Door deze zeespiegelstijging verschoof onze kustlijn landinwaarts, een gebeurtenis die men vroeger de Flandrien transgressie noemde (Flandrien is een oude Vlaamse benaming voor het Holoceen). Die stijging vindt trouwens nog steeds plaats, maar niet meer zo sterk. De laatste 50 jaar steeg het zeeniveau gemiddeld 2 tot 3,4 mm/jaar mede door klimaatsprocessen die we nog niet ten volle kunnen verklaren.
Pas wanneer rond 4.500 a 2.000 vr Chr. de Noordzee een volwaardige zee werd, verbonden met de Atlantische Oceaan via het Nauw van Calais, staat onze kust onder invloed van het globale getij. Er ontwikkelt zich door de overvloedige zandtoevoer (sedimenttransport in zee) een duinengordel en de kustvlakte evolueert naar een moeras met veengroei. Na een storm spoelen er vandaag soms nog geërodeerde stukjes veen uit de ondergrond op het strand aan. Vanaf de Romeinse tijd was onze kust een open getijdenlandschap met wadden, kreken, slikken en schorren. Er kan niet gesproken worden van grootschalige trans- en regressies (landinwaarts of zeewaarts verschuiven van de kustlijn) die over de hele kust gelden. Het zijn eerder lokale factoren zoals een plaatselijke duindoorbraak die de getijdeninvloed vergroten en voor het ontstaan van lokale getijdengeulen zorgen.
Vanaf de 10e eeuw zien we dat de mens de kustlijn naar zijn hand begint te zetten en de belangrijkste speler wordt in het kustvormingsproces. Aanvankelijk was het de lokale adel die stukken kust als hun persoonlijk domein begonnen in te dijken voor oa veenontginning en landbouw. De indijking en bijhorende ontwatering van de bodem veroorzaakte heel wat bodemdegradatie zoals slechte drainage, bodemdaling, reliëfinversie en inklinking van het veen. Ook de afwatering verliep moeizamer doordat de natuurlijke getijdengeulen door sluizen werden afgesloten en ze konden toe slibben. Dit was onder andere het geval in het Zwin, het restant van de belangrijke getijdengeul die ooit de verbinding met Brugge verzorgde.
Bodemprofiel van de kustvlakte: (links) bovenaan klei afgezet in een schorre en/of slikke met daaronder een veenlaag (dikte 1 tot 2m). (rechts) bovenaan hetzelfde. Onder de veenlaag een afwisseling van veen- en kleilagen met zand. Naar de kust toe vinden we meer zand in de bodem, ligt het onderliggende pleistoceen substraat dieper en nemen de holocene mariene afzettingen in dikte toe © Quartairgeologische kaart