Reliëfvormen in het zand
Specialisten onderscheiden verschillende soorten ribbels met elk hun eigen oorsprong en uitzicht. Op de foto zien we kronkelende golfribbels die zijn ontstaan door het klotsen van de golfjes, rondgaand, heen- en terugstromend.
Zandkorrels hebben de gewoonte om zich te schikken naar de grillen van wind en water. Tijdens het transport van zandkorrels ontstaan er zo ribbels en andere kleine tot grote reliëfvormen in het zand, zowel op het strand als op de zeebodem.
De kleinere reliëfpatronen die in het zand voorkomen, tref je dikwijls aan bij een wandeling op het strand: zandribbels. Het eerste wat opvalt als je ribbels op het strand ziet, is dat ze ongeveer evenwijdig liggen met de waterlijn. Dit komt omdat ze gevormd werden door het opkomende of terugkerende getij. Maar zeer mooi symmetrisch en gelijk zijn deze zandribbels niet, het patroon is complex en dikwijls doorbroken. Water maakt niet enkel een horizontale beweging, maar het wervelt ook vertikaal. Net zoals bij golven is het resultaat dat je ziet een optelsom van verschillende waterbewegingen.
Zandribbels hebben ook nog grote broers, de megaribbels en de zandgolven. Ze komen beiden voor in de Noordzee, zowel naast als op elkaar. De zandgolven kunnen enkele honderden meters uit elkaar liggen en een paar meters hoog zijn. Ze liggen meestal loodrecht op het getij, zoals de zandbanken die zich niet evenwijdig met het getij schikken. Zandgolven verplaatsen zich tot wel tientallen meters per jaar. Wie constructies in zee wil bouwen, zal dus steeds met ‘lopende’ zandgolven dienen rekening te houden. De megaribbels kun je meer vergelijken met de zandribbels op het strand, maar dan 10 tot 20 keer groter. Over megaribbels is echter minder geweten.
Zandribbels, zandgolven en megaribbels zijn meer dan louter een reliëfvorm. Ze zijn een belangrijk studieonderwerp bij de zandontginning en het bouwen in zee. Ook vertellen ze ons iets meer over de lokale biodiversiteit die samenhangt met bepaald sediment- en reliëftype. Het zand sorteert zich volgens korrelgrootte waarbij de toppen van ribbels vooral uit fijn zand en de dalen uit grover korrels bestaan. Elk organisme heeft zo zijn eigen voorkeur van korrel en slibgehalte.
Bovenop een zandbank doen zich andere bodemvormen voor. Op de kam van de zandbank vinden we bv. een reeks van 5 m hoge zandgolven die elkaar om de 100-200 m opvolgen. Langs de flanken vinden we kleinere megaribbels terug. © Van Lancker et al. 2007