Tonijn op? Geef dan maar een sardientje!
De voedselpiramide afvissen in de Noordzee © Hans Hillewaert
Vaak beschouwen we vissen die hoog in de voedselpiramide staan, zoals kabeljauw, tonijn, heilbot en zwaardvis, als het smakelijkst. Hun prijs is dan ook navenant en bijgevolg worden ze meer bevist. Maar gezien deze predatoren ook trager groeien, zijn ze gevoeliger voor overbevissing. Hun huidige schaarste zorgt ervoor dat de prijzen nog meer de lucht in gaan en de visserij op zeldzame soorten lucratief blijft.
Na eeuwenlange intensieve exploitatie op de toppredatoren, diende de visserij zich toe te leggen op soorten die lager in de voedselpiramide staan en eerder als ‘minderwaardig’ werden aanzien. Koks en gezinnen schakelen noodgedwongen over op minder gekende vissoorten. 30 jaar geleden at men bijvoorbeeld geen inktvis, koolvis, steenbolk of poon. Vissers wagen zich ook steeds verder in de oceaan waardoor ook zeer kwetsbare, traaggroeiende diepzeevissen zoals de keizerbaars op het menu zijn beland, met alle gevolgen van dien voor de populaties.
Naast het verlies aan biomassa en predatoren, zien we sterke veranderingen in het ecosysteem die het natuurlijk evenwicht ernstig verstoren. Op die manier kunnen andere (vaak ongewenste!) soorten gaan floreren. Zo profiteren bijvoorbeeld kwallen van de overbevissing. Kwallen en jonge vis nuttigen namelijk hetzelfde voedsel. Doordat er steeds minder jonge vis is, hebben kwallen meer te eten en kunnen ze ongestoord –gezien er nog zo weinig kwallen predatoren zijn- verder uitbreiden. Als de verkwalling van de zee nog toeneemt, zullen we net als in Azië een heuse kwallenindustrie kunnen opzetten. In hun traditionele gastronomie zijn kwallen een luxueus culinair ingrediënt in soep of salades.
Een ander probleem stelt zich onder de vorm van natuurlijke selectie. Voor grote exemplaren van een soort is het onmogelijk om te ontsnappen uit de netten, terwijl kleinere volwassen exemplaren soms wel door de mazen kunnen glippen. Op die manier wordt het visbestand evolutionair verder opgebouwd door de kleine exemplaren die zich op relatief klein formaat al beginnen voort te planten. Deze (on)natuurlijke selectie is inmiddels al waargenomen bij bij verschillende intenstief beviste soorten. Het nadeel aan het zich sneller voortplanten is bovendien dat ze veel minder nakomelingen per keer kunnen produceren. Normaal dragen de grootste wijfjes buitenproportioneel bij aan de voortplanting van de soort. Een visbestand met kleinere exemplaren zal dan ook veel trager terug kunnen aangroeien.
Vissen worden steeds kleiner en krijgen hierdoor minder nakomelingen.