Diepe oceaanstromingen
Thermohaliene (thermo: temperatuur, halien: zout) oceaancirculatie. Bron NASA
De oppervlaktestromingen beperken zich tot de bovenste 100 tot 200 meter van de oceanen. Bijgevolg is slechts 10% van het oceaanwater in beweging door deze windgedreven stromingen. De andere 90% beweegt echter ook, weliswaar veel trager. Deze diepzeestromingen worden ook wel thermohaliene stromingen (thermo: temperatuur, halien: zoutgehalte) genoemd. Ze zijn het gevolg van een verschil in dichtheid tussen verschillende watermassa’s die boven elkaar liggen. Meer zout en/of koud water zal een stuk zwaarder zijn dan warm en/of minder zout water. Bijgevolg beweegt de zwaardere waterlaag onder lichtere waterlaag. In de oceaan zet het dichtheidsverschil tussen de verschillende waterlagen een convectiemechanisme in werking. Convectie komt zowel in de oceaan, de atmosfeer, binnenin de aarde als bij je thuis voor. Denk maar aan de lucht die boven een kachel opstijgt en vervolgens het plafond verwarmt.
Een verticale doorsnede van de Atlantische Oceaan en de Atlantische thermohaliene stroming.
Als je de convectie in de Atlantische Oceaan bekijkt, kun je zien dat ze in de poolzeeën begint. Tijdens de winter in Antarctica, ter hoogte van de Weddellzee, zal door de extreem lage temperaturen belangrijke ijsvorming plaatsvinden. Dit gaat gepaard met een sterke toename van de zoutgehaltes in het zeewater. Op die manier ontstaat daar het meest dense water dat in de oceaan voorkomt. Deze watermassa zinkt, zoals op je op de illustratie kunt zien. Ze wordt de Antarctische bodemlaag genoemd. Ze beweegt over de bodem vanaf de Zuidpool noordwaarts tot diep in de Atlantische Oceaan. Een andere belangrijke diepzeestroming is de Noord-Atlantische Diepwaterstroming. De watermassa voor deze diepe stroming wordt voornamelijk aangevoerd door de Golfstroom, een warme oppervlaktestroom die van de evenaar noordoostwaarts beweegt. Ter hoogte van Groenland en Ijsland is dit warme water alweer sterk afgekoeld. Daarnaast is het zoutgehalte door verdamping toegenomen. Dit zorgt dat het water van de Golfstroom een stuk denser geworden is en het ter hoogte van de noordpoool de diepte inzakt. Het water van de noordpool heeft echter een kleinere dichtheid dan de Antarctische Bodemlaag. Dus het stroomt zuidwaarts bovenop de Antarctische Bodemlaag. In Antarctica ontstaat er nog een andere stroming, het Antarctische Intermediaire Water. Deze heeft een hogere dichtheid dan het oppervlaktewater, maar een lagere dan de Noord-Atlantische Diepwaterstroming. Hierdoor stroomt deze watermassa richting het noorden boven de Noord-Atlantische Diepwaterstroming. Dit afgekoelde en zoute water stroomt vervolgens op grote diepte opnieuw zuidwaarts en wordt vanaf dan de Noord-Atlantische Diepzeestroming genoemd.
Het water in de Atlantische Oceaan zet haar reis ook verder naar de andere oceaanbekkens. In de Indische Oceaan en in het noorden van de Pacifische Oceaan komt het water van uit de diepzee weer aan het oppervlak. Ook in de andere grote oceanen bestaat een dergelijke gelaagdheid van het water. Snel bewegen deze dichtheidsaangedreven stromingen zich niet. Schattingen geven aan dat ze ongeveer 460 jaar nodig hebben om de Atlantische Oceaan te doorkruisen en 1000 jaar om de Stille Oceaan te bereiken. Meereizen op een diepzeestroming valt dik tegen.